Wij zijn een koninklijk priesterschap
Samenvatting van een toespraak van Sjaak Roose tijdens één van de Beukenstein conferenties. Klik hier als je zelf wilt luisteren.
Over priesters
De stam van Levi werd gewijd om priesterdienst te doen ter ondersteuning van Aäron en zijn zonen. De Levieten waren helpers of ondersteuners van de hogepriester. Alleen de afstammelingen van Aäron waren in lijn voor de opvolging van de hogepriester.
1. Priesters zijn aangesteld om de ark te dragen
De priesters droegen de ark van het verbond ten tijde van de tabernakel. De ark stond in het heilige der heiligen, achter het voorhangsel. Alleen de hogepriester mocht daar komen, en dan nog maar één keer per jaar. Op de ark lag het deksel van verzoening, het verzoendeksel. Op dit deksel waren gouden cherubs aangebracht. Tussen deze twee cherubs rustte de Shekina, de wolkkolom, de aanwezigheid van God bij het volk.
De ark was dus in feite de troon van God. Onze geest is wedergeboren. De Heilige Geest woont in onze geest, dus ons hart is nu de troon van God geworden. Als wij vervuld zijn met de Heilige Geest dragen wij God de wereld rond als priesters van God.
Waar wij komen is God aanwezig!
2. Priesters zijn aangesteld om voor de Heer te staan om Hem te dienen.
a. Voor de Heer staan is alleen mogelijk door bijzondere toestemming, namelijk het bloed van Jezus, die Zelf ook de Levende Weg is geworden (Hebreeën 10:19). (Liedtekst: Ik zie een poort wijd open staan, laat niets u hinderen hier in te gaan). En wij hebben ook de volle vrijmoedigheid om toe te gaan tot de troon van genade (Hebreeën 4:16).
b. Priesters staan in het heiligdom. Ook wij, onze wandel is in de tempel, in het al reeds aanwezige koninkrijk van God (geestelijk).
c. Ze staan daar altijd! (Hebreeën 10:11). Hebben wij vakantie? Kunnen wij een dagje vrij nemen en ons oude leven weer even oppakken? Nee, we hebben altijd dienst!
d. Om Hem te dienen. Niet de naaste, niet mijn ik, maar Hem dienen! We moeten weten wat God wil, zodat we Hem kunnen dienen en Hem tevreden kunnen maken.
Daar gaan stappen aan vooraf. Kijk, zo zit dat:
– Een onbekeerd mens tracht zichzelf te behagen.
– Een bekeerd mens tracht zijn naaste te behagen.
– Een Geestvervuld mens tracht God te behagen.
3. Priesters zijn aangesteld om te zegenen in Zijn naam.
Namelijk om een zegen te brengen en een zegen te zijn. Wat is zegen? Zegen is iets van God zelf ontvangen. En wij zijn allemaal, in ons priesterschap, gerechtigd om anderen te zegenen in Zijn naam.
4. De Heer is het erfdeel van de priester, en niet de wereld.
Levi heeft geen erfdeel dan alleen de Heer. Levi kreeg bij de verdeling van Kanaän geen land (Deuteronomium 10:9).
Als Geest vervulde mensen zijn ook wij priesters van de Allerhoogste. Wij hebben hier op aarde ook geen erfdeel, verzameld geen schatten op aarde… Onze strijd is in de lucht, in de hemelse gewesten.
We zijn kinderen van God, ingeschreven in het familieboek. Later zal de erfenis, het erfdeel worden gedeeld. Wat we dan allemaal krijgen gaat ons voorstellingsvermogen te boven. We zullen God gelijk wezen in de hemel (1 Johannes 3:2). Daarom is ieder offer de moeite waard om te brengen voor Koning Jezus.
Teksten over erfdeel: Hand 26:18; Efe 1:11, 14; Col. 1:12, 3:24; Tit 3:7; Rom 8:17; 1Petr 1:4; Hebr 9:15; geen erfdeel: Efe 5:5
5. Priesterschap is een geschenk, en moet ten diepste worden aanvaard.
(Numeri 18:6-7; Exodus 29:9)
Altijd zullen we de Heer mogen dienen (tot in eeuwigheid). De diepte en rijkdom hiervan kunnen niet overschat worden.
6. Voorwaarden om dienst te doen als priester in het heiligdom
a. een priester moet gereinigd zijn (tot in de puntjes schoon).
Beeld in het OT door het bloed van het offer, in het NT door het bloed van het Lam. We mogen niet met onbeleden zonden in het heiligdom binnenkomen. Het kan wel, maar er gebeurt dan niets (Spr 28:13). Dus ook in de verhouding met je naaste, er mag niks tussen jou en de ander zijn. Voor zover het aan u ligt, sluit vrede en “Wie de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid” (2 Tim 2:19b).
b. een priester moet geheiligd zijn, afgezonderd – apart gezet – van het onheilige.
Je moet dingen vanuit de wereld verbreken. Abonnementen opzeggen, muziek de deur uit doen, etc. Misschien niet eens omdat ze slecht zijn, maar omdat het veel tijd kost. Zo ook de televisie, die enorm veel tijd kost. Van datgene wat de mens in zijn zintuigen opneemt, gaat 88% door zijn ogen. We moeten het vlees kruisigen met zijn begeerten, weg ermee. Alle gebondenheden wegdoen en / of laten verbreken in Jezus’ naam, eten, drinken, lust, weg ermee. Ook: breken met verkeerde verhoudingen, je bent een geestelijk mens geworden, één met God (Jak 4:4).
c. een priester moet een doel hebben.
Hij moet zich bewust zijn van tegen Wie hij spreekt. En dan veranderen jouw gebeden! Je bidt dan niet meer lievige algemene gebedjes als: Heer wilt U met mij zijn vandaag? of Heer wilt U onze zieken alstublieft genezen? Nee, natuurlijk niet! God zegt immers: zie Ik ben met U alle dagen tot aan de voleinding der wereld. En ook: Zijn striemen zijn ons tot genezing geworden. Bidt niet voor zaken die God al heeft beloofd! Maar: Heer dank U dat U met mij bent vandaag! Heer dank U voor Uw genezing die U gaat geven!
d.een priester moet bevoegd zijn.
Een onbekeerde kan geen priester zijn. Een niet-wedergeboren predikant die bidt voor mensen bidt een verstands-gebed, en als hij predikt, kun je je afvragen wie er spreekt, het is in elk geval niet de Heilige Geest. Door Gods Woord voor te lezen kan God door Zijn Woord heen zelfs mensen tot geloof laten komen, maar dat neemt niet weg dat hij geen bevoegd priester is!
7. Priesters zijn aangesteld om te zorgen voor al het gerei in het heiligdom.
Tafel der toonbroden
De priester zorgt voor het brood. Ieder mens zorgt zelf voor zijn eigen brood, voor zijn eigen voeding. We mogen lezen in Gods Woord, geestelijk manna verzamelen. Elke dag vers brood!
Olie in de kandelaar
De priester zorgt voor de olie (beeld van de Heilige Geest) in de zevenarmige kandelaar (beeld van de volheid). Alleen de Heilige Geest zal je leren, onderwijzen in je bediening. De kandelaar werd twee maal per dag bijgevuld. Ook al ben je gedoopt in de Geest, toch heb je een aantal malen per dag bijvulling nodig.
Reukofferaltaar
Werd ook bediend door de priester. Het reukwerk dat in Gods neusgaten komt zijn de gebeden en voorbeden van de heiligen.
Verantwoording
In dit alles is Jezus de Hogepriester en verantwoordelijk voor de gehele priesterdienst, wij leggen verantwoording af aan Hem (Hebr. 8:1)
8. Priesters zijn aangesteld om voorbede te doen.
De priester staat tussen God en de mensen. Hij moet soms ook vergeving vragen voor anderen als voorbede (Daniël 9). God luistert op aarde naar niemand dan alleen naar de priesters.
9. Priesters zijn aangesteld om te onderwijzen
En wel specifiek het onderscheid tussen heilig en onheilig, rein en onrein (Eze 44:23). En ook om daar een voorbeeld in zijn. Immers: “Gij zijt het licht der wereld“.
10. De Priester moet eten van die dingen waarmee verzoening werd gedaan.
Om hen te wijden en te heiligen. Priesters mochten als enige eten van bepaalde delen van de offers uit de offerdienst. Voor ons is dit de viering van het avondmaal. Daarom moet een onbevoegde er van af blijven. Alleen de priesters eten het.
11. Een priester moet zijn ambt bekleden.
In het OT in de letterlijke zin, hij trok het priesterkleed aan (Ex. 29:5-9).
Hedendaags voorbeeld: een rechter heeft een toga aan als hij zijn positie of ambt bekleedt. Als hij zijn toga uittrekt is hij weer gewoon een persoon.
In het NT bekleden wij ons ook in de geestelijke zin. In onze wedergeboorte en vervulling met de Geest zijn wij bekleed: met kracht uit de hoge (Lukas 24:29), met Christus (Galaten 3:27) en met witte klederen (Openbaring 3:5).
12. De inwijding van de priester vindt plaats met bloed en olie.
Zie Exodus 29
Bloed
Voordat hij zijn dienst ging verrichten, werd alles onder het bloed gebracht, dat staat voor reiniging.
a. rechter oorlel: er werd op de rechteroorlel bloed aangebracht. Het oor vertegenwoordigt de oren, de zintuigen. Alle zintuigen kwamen onder het bloed.
b. rechter duim: zit aan de hand, hand vertegenwoordigt de handen en de handelingen.
c. rechter grote teen: vertegenwoordigt de voeten, de wandel.
Olie
Daarna kwam de besprenkeling met olie, dat is het beeld van de Heilige Geest. Eerst werden de zintuigen, de handelingen en de wandel gereinigd onder het bloed, daarna werden ze geheiligd in de Geest.
Zalving
Ook werd er olie gegoten over het hoofd, de zalving. Ook het verstand werd gebracht onder de volle kracht van de heilige Geest. Deze olie vloeide omlaag over de baard (mond).




